Hoe we willen dat onze kinderen opgroeien?

“waarom heb je zo’n verdriet?”
“ik weet het niet, ik weet het niet!”
“ben je van je fiets gevallen?
Is je hamster doodgegaan?
Heb je soms met iemand ruzie,
hebben ze je wat gedaan?
Heb je daarom soms verdriet?”   (Nannie Kuiper)

In Nederland hebben veel jongeren extra ondersteuning nodig en dat aantal groeit elk jaar. Blijkbaar zijn we met elkaar-  ouders, docenten, familie, buren- niet in staat om onze jongeren zo op te voeden en te benaderen dat ze  vol vertrouwen naar de toekomst kijken. Om enig idee te geven van de getallen: 1 op de 27 jongeren had in 2000 extra ondersteuning nodig, nu is dat 1 op de 8. Die groei zit echt niet in de heel specialistische zorg;

die blijft behoorlijk constant. Het gaat juist om de ambulante zorg, zorg voor begeleiding in het dagelijks leven. Hoe komt het dat we in 2020 met elkaar onze jongeren te weinig kunnen ondersteunen? Los van al het geld dat daaraan besteed wordt, is het toch ook een bijna filosofische vraag.

Natuurlijk is het niet handig en niet zinnig om te zeggen dat vroeger alles zo veel beter was. Toch zijn er veranderingen aan te wijzen die wel het nodige kunnen verklaren.

  • Het aantal echtscheidingen groeit nog steeds. En hoe goed je je scheiding ook regelt, voor kinderen blijft dat een heel ingewikkelde situatie.
  • Er zijn veel meer media die invloed hebben en die niet altijd toegankelijk zijn voor ouders. Niet elke ouder heeft door waar een kind mee geconfronteerd wordt.
  • We stralen uit dat het uiterste geluk altijd haalbaar is. We moeten mooi, perfect en gelukkig zijn en als dat niet elke dag, elke week of elk jaar lukt, is er iets niet in orde. Dus elk probleem dat een kind heeft, wordt ook “een probleem”. Leren we kinderen nog wel dat het leven zorgen kent en dat die niet altijd opgelost kunnen worden?

Natuurlijk is dit geen volledig lijstje, dus het is de moeite waard om eens met elkaar na te denken over onze jongeren en met hen in gesprek te gaan. De  situatie in de jeugdzorg vraagt er zeker om.

Vijf jaar geleden werden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp in plaats van het rijk. Gemeenten zouden sneller kunnen handelen, omdat ze nu eenmaal dichterbij staan dan een landelijke overheid en er dus meer maatwerk mogelijk is. Maar op dit moment zien we , dat het resultaat echt onvoldoende is De kosten stijgen voortdurend, steeds meer jongeren hebben hulp nodig en 1 op de 5 jongeren heeft slechts baat bij de hulp. Dat schreeuwt om verandering.

Er is behoorlijk wat onderzoek gedaan naar verbetering. Stimuleer dat kinderen een sterke basis meekrijgen, zegt zo’n onderzoek. Dat hadden we zelf ook kunnen verzinnen, maar het gaat er natuurlijk om dat niet alle gezinnen en niet alle scholen veilige plekken voor kinderen zijn.

Denk in je gemeente na over vormen van preventie, is een ander onderzoeksresultaat. Een logische gedachte, maar over de uitvoering zijn veel discussies mogelijk. Het kan bijvoorbeeld gaan over praktijkondersteuners bij huisartsen of over een goede samenwerking met scholen. Heel zinnig. Het probleem is natuurlijk dat preventie niet onmiddellijk resultaat heeft, niet morgen, niet overmorgen. Maar wel over twee of drie jaar en dat geduld zouden we moeten hebben.

Dat betekent dat we eerst met elkaar na moeten denken over de vraag hoe we willen dat onze kinderen opgroeien: doen we de goede dingen en doen we ze goed?

In onze dorpen wonen veel mensen die verstand van kinderen en opvoeden hebben: veel mensen die zin en energie voldoende hebben om jongeren als mentor te ondersteunen, als dat tijdelijk nodig is om bijvoorbeeld ouders te ontlasten. Van die mensen maken we heel weinig gebruik. Het maatschappelijk team heeft uiteraard de expertise om ingewikkelde zaken aan te pakken, maar een mentorensysteem zou kunnen helpen. In de Volkskrant stond vrijdag 18 september een artikel met als kop: laat niet-professional toe in de jeugdhulp. De kern van het artikel gaat uit van het feit dat meer professionals rond jeugd en gezin leidt tot minder niet-professionals, terwijl opvoeden en opgroeien een praktijk is van ons allemaal. Los van de besparing die een mentorensysteem zou kunnen opleveren, gaat het vooral om onze gemeenschappelijke betrokkenheid en als we steeds maar zeggen dat de jeugd de toekomst heeft, dan betekent dat voor ons allen een grote verantwoordelijkheid.

Ik wilde wel eens horen waarom ik ben geboren. Mamma keek blij en zoende mij, zoende zoende, zoende mij en zei:
“Om de wereld een groot plezier te doen.” (vrij naar Erik van Os en Elle van Lieshout)

Op dit artikel of bericht kunt u helaas niet meer reageren.